De economische kringloop:
1. Consumptie
2. Loon / winst / pacht/ rente
3. Belasting / sociale premie
4. Subsidies/uitkeringen
5. Subsidies/ overheidsbestedingen
6. Belasting / vennootschapsbelasting/ inkomstenbelasting/ btw
7. Investeringen
8. Export
9. Import
10. leningen/ sparen
11. sparen / kredietrente
Conjunctuur: verandering van het groeipercentage van de economie of productie op korte termijn. Deze groeipercentages volgen een golvend patroon, doordat de bestedingen toe- en afnemen in de tijd.
Laagconjunctuur: beneden de tred
- Resessie dan is er sprake van daling
- Herstel
Hoogconjunctuur: boven de trend
Reëel: je meet het in koopkracht en niet in geld
Taken/functies van de collectieve sector:
1. Allocatiefunctie
Overheid oefent invloed uit op wat er in onze economie wordt geproduceerd.
Bijvoorbeeld:
- Collectieve goederen :meerdere mensen kunnen tegelijkertijd van het product gebruik maken. Je kunt mensen er niet van uitsluiten. En het is niet rivaliserend (Bijv. straatverlichting)
- Quasi collectief: individuele goederen die de overheid toch aanbiedt (bijv. zwembad)
- Merit : individueel goed met positieve effecten. Worden gesubsidieerd om het gebruik te stimuleren (bijv. bus/ zonnepanelen)
- Demerit: individueel goed met negatieve effecten. (bijv. vuile auto’s, tabak)
2. (Her)verdelingsfuctie
Overheid moet ervoor zorgen dat er een rechtvaardige verdeling van inkomen
is.
- Progressieve inkomstenbelasting
- Inkomensoverdracht (bijv. uitkeringen en subsidies , studifinanciering/zorgtoeslag)
3. Stabilisatiefunctie
Overheid streeft naar een stabiele economische ontwikkeling --> dempen van de conjunctuurgolven
- De overheid probeert de toppen en dalen af te vlakken, zodat de economie zich gelijkmatiger ontwikkeld dan in de werkelijkheid.
Macro-economische politiek:
Rol van de overheid:
- Klassieke visie: terughoudende rol van overheid
“De overheid dient een zo klein mogelijke rol te spelen. Zij moet zich beperken tot het garanderen van veiligheid van de burgers, het beschermen van bezit en zorgen dat burgers hun contract naleven.”
- Keynesiaanse visie: actieve rol van de overheid
“Zij stelt dat de overheid verantwoordelijk is voor het bereiken van de doelstellingen van de economische politiek en zich zeer met de economie, vooral de conjunctuur, moet bemoeien. Zij zorgt voor volledige werkgelegenheid en groei.”
Productiefactoren:
1. Arbeid --> loon
2. Kapitaal --> rente
3. Natuur --> pacht/ huur
4. Ondernemerschap --> winst
Welvaart: hoeveel goederen kun je reëel kopen (materiële behoefte)
Welzijn: immateriële behoefte, bijvoorbeeld vriendschap/samenhorigheid/gezondheid
Bestedingen van bedrijven à investeringen
3 soorten:
1. Vervangingsinvesteringen -->vervangen van bestaande machines
2. Uitbreidingsinvesteringen -->nieuwe machines erbij kopen
3. Voorraadinvesteringen --> investeringen in producten die al geproduceerd zijn, maar nog niet verkocht zijn.
1. Consumptie
2. Loon / winst / pacht/ rente
3. Belasting / sociale premie
4. Subsidies/uitkeringen
5. Subsidies/ overheidsbestedingen
6. Belasting / vennootschapsbelasting/ inkomstenbelasting/ btw
7. Investeringen
8. Export
9. Import
10. leningen/ sparen
11. sparen / kredietrente
Conjunctuur: verandering van het groeipercentage van de economie of productie op korte termijn. Deze groeipercentages volgen een golvend patroon, doordat de bestedingen toe- en afnemen in de tijd.
Laagconjunctuur: beneden de tred
- Resessie dan is er sprake van daling
- Herstel
Hoogconjunctuur: boven de trend
Reëel: je meet het in koopkracht en niet in geld
Taken/functies van de collectieve sector:
1. Allocatiefunctie
Overheid oefent invloed uit op wat er in onze economie wordt geproduceerd.
Bijvoorbeeld:
- Collectieve goederen :meerdere mensen kunnen tegelijkertijd van het product gebruik maken. Je kunt mensen er niet van uitsluiten. En het is niet rivaliserend (Bijv. straatverlichting)
- Quasi collectief: individuele goederen die de overheid toch aanbiedt (bijv. zwembad)
- Merit : individueel goed met positieve effecten. Worden gesubsidieerd om het gebruik te stimuleren (bijv. bus/ zonnepanelen)
- Demerit: individueel goed met negatieve effecten. (bijv. vuile auto’s, tabak)
2. (Her)verdelingsfuctie
Overheid moet ervoor zorgen dat er een rechtvaardige verdeling van inkomen
is.
- Progressieve inkomstenbelasting
- Inkomensoverdracht (bijv. uitkeringen en subsidies , studifinanciering/zorgtoeslag)
3. Stabilisatiefunctie
Overheid streeft naar een stabiele economische ontwikkeling --> dempen van de conjunctuurgolven
- De overheid probeert de toppen en dalen af te vlakken, zodat de economie zich gelijkmatiger ontwikkeld dan in de werkelijkheid.
Macro-economische politiek:
Rol van de overheid:
- Klassieke visie: terughoudende rol van overheid
“De overheid dient een zo klein mogelijke rol te spelen. Zij moet zich beperken tot het garanderen van veiligheid van de burgers, het beschermen van bezit en zorgen dat burgers hun contract naleven.”
- Keynesiaanse visie: actieve rol van de overheid
“Zij stelt dat de overheid verantwoordelijk is voor het bereiken van de doelstellingen van de economische politiek en zich zeer met de economie, vooral de conjunctuur, moet bemoeien. Zij zorgt voor volledige werkgelegenheid en groei.”
Productiefactoren:
1. Arbeid --> loon
2. Kapitaal --> rente
3. Natuur --> pacht/ huur
4. Ondernemerschap --> winst
Welvaart: hoeveel goederen kun je reëel kopen (materiële behoefte)
Welzijn: immateriële behoefte, bijvoorbeeld vriendschap/samenhorigheid/gezondheid
Bestedingen van bedrijven à investeringen
3 soorten:
1. Vervangingsinvesteringen -->vervangen van bestaande machines
2. Uitbreidingsinvesteringen -->nieuwe machines erbij kopen
3. Voorraadinvesteringen --> investeringen in producten die al geproduceerd zijn, maar nog niet verkocht zijn.